Dit lesmateriaal bevat een online leerpad dat les 3 ‘Bodem en ondergrond’ behandelt van het thema ‘Gesteenten, bodem en ondergrond’ uit Zone 1.

Doelstellingen

Leerplandoelen

AARDRIJKSKUNDE eerste graad A-stroom (VVKSO-BRUSSEL D/2019/13.758/010)

Procedurele doelen

  • 1 De leerlingen lokaliseren en oriënteren aan de hand van digitale en niet-digitale hulpmiddelen personen, plaatsen en gebeurtenissen op het terrein, op de globe en op relevante kaarten. (toepassen) ET 9.7
  • 2 De leerlingen situeren personen, plaatsen en patronen op relevante ruimtelijke schaalniveaus. (toepassen) ET 9.1
  • 5 De leerlingen verzamelen bij een onderzoeksvraag gegevens aan de hand van een (terrein)waarneming, een meting, terreintechnieken of een experiment volgens een gegeven werkwijze. (toepassen) ET 6.47, ET 9.3, ET 9.6, ET 9.8, ET 13.11
  • 6 De leerlingen gebruiken nauwkeurig, met zorg en op een veilige wijze de gepaste hulpmiddelen en methoden om metingen, lokalisaties, observaties, experimenten en een terreinstudie uit te voeren. (toepassen) ET 1.14, ET 6.43, ET 9.3, ET 9.6, ET 9.8
  • 8 De leerlingen verwerken digitale en niet-digitale data uit een beperkt aantal bronnen volgens een aangereikt stappenplan tot een samenhangend en bruikbaar geheel. (analyseren) ET 13.6
  • 12 De leerlingen wenden kennis en vaardigheden uit meerdere STEM-disciplines geïntegreerd aan om een eenvoudig probleem op te lossen.(toepassen) ET 9.48, ET 13.12, ET 13.13
  • 13 De leerlingen gebruiken aangereikte en zelf gemaakte modellen of simulaties in wetenschappelijke, technologische en STEM-contexten om te visualiseren, te beschrijven en te verklaren. (analyseren) ET 6.46

Conceptuele doelen

  • 18 De leerlingen beschrijven eigenschappen van gesteenten, bodem en ondergrond. ET 9.2
  • 18.1 [Verdieping] De leerlingen onderzoeken de eigenschappen van bodem en ondergrond in functie van bodemgebruik (bouwen, landbouw, invloed op fauna en flora).
  • 24 De leerlingen onderzoeken relaties tussen landschapsvormende lagen om verschillen tussen landschappen te verklaren. ET 9.2, ET 9.3

Eindtermen

  • 1.14 De leerlingen handelen veilig in een schoolse context. (transversaal)
  • 6.43 De leerlingen gebruiken met de nodige nauwkeurigheid de gepaste meetinstrumenten, meetmethoden en hulpmiddelen om metingen, observaties, experimenten en terreinstudies uit te voeren.
  • 6.46 De leerlingen gebruiken aangereikte en zelf ontwikkelde modellen in wiskundige, natuurwetenschappelijke, technologische en STEM contexten om te visualiseren, te beschrijven en te verklaren.
  • 6.47 De leerlingen passen stapsgewijs de wetenschappelijke methode toe om een probleem te onderzoeken. 
  • 6.48 De leerlingen doorlopen een probleemoplossend proces waarbij kennis en vaardigheden uit meerdere STEM-disciplines geïntegreerd worden aangewend.  
  • 9.1 De leerlingen situeren personen, plaatsen en patronen op relevante ruimtelijke schaalniveaus.
  • 9.2 De leerlingen beschrijven kenmerken van landschapsvormende lagen.
  • 9.3 De leerlingen onderzoeken relaties tussen landschapsvormende lagen van plaatsen om verschillen tussen landschappen te verklaren.
  • 9.6 De leerlingen onderzoeken ruimtelijke effecten van veranderingen in landschappen op de mens en zijn leefomgeving.
  • 9.7 De leerlingen lokaliseren zichzelf en plaatsen met behulp van lokalisatie- en oriëntatietechniek.
  • 9.8 De leerlingen gebruiken terreintechnieken en geografische hulpbronnen om landschappen te onderzoeken.
  • 13.11 De leerlingen voeren stapsgewijs een onderzoekstechniek uit om digitale en niet-digitale gegevens te verwerven i.f.v. een onderzoeksvraag. (transversaal)
  • 13.12 De leerlingen voeren een oplossingsstrategie systematisch uit i.f.v. een onderzoek of een probleem. (transversaal)
  • 13.13 De leerlingen formuleren een antwoord op een onderzoeksvraag of hypothese aan de hand van aangereikte richtlijnen. (transversaal)
  • 13.6 De leerlingen verwerken digitale en niet-digitale informatie uit één of een beperkt aantal bronnen volgens een aangereikt stappenplan tot een samenhangend en bruikbaar geheel. (transversaal)

Gemeenschappelijk leerplan ICT

  • 2 De leerlingen demonstreren overkoepelende basisvaardigheden in het gebruiken van digitale toepassingen. (toepassen)
  • 3 De leerlingen creëren inzichtelijk en efficiënt, online en offline, digitaal inhouden. (toepassen)
  • 4 De leerlingen delen digitale media en werken op een veilige manier samen in online gedeelde bestanden en/of mappen. (toepassen)
  • 5 De leerlingen demonstreren basisvaardigheden om taakgericht volgens de nettiquette te communiceren via e-mail en berichten en te participeren aan initiatieven. (toepassen)
  • 6 De leerlingen navigeren functioneel op internet m.b.v. een browser. (toepassen)

Gemeenschappelijk funderend leerplan

  • 10 * De leerlingen participeren actief in schoolse situaties waarbij ze rekening houden met de rechten en de plichten van iedereen. 
  • 17 De leerlingen gebruiken (sociale) media en internet op een doordachte en zorgzame manier. (toepassen)
  • 18 De leerlingen beoordelen de mogelijkheden en risico’s van hun eigen en andermans gebruik van media en internet. (evalueren)
  • 22 De leerlingen beoordelen hun eigen voorkeuren, interesses, mogelijkheden en beperkingen in relatie tot een opdracht. (evalueren)
  • 25 De leerlingen selecteren bronnen en gebruiken daarbij een geschikte zoekstrategie. (toepassen)
  • 26 De leerlingen beoordelen geselecteerde bronnen op bruikbaarheid, correctheid en betrouwbaarheid. (evalueren)
  • 27 De leerlingen zoeken informatie op in bronnen en gebruiken daarbij een geschikte zoekstrategie. (toepassen)
  • 28 De leerlingen gebruiken oriënterende overzichten om informatie in bronnen te vinden: inhoudstafel, register, navigatietools. (toepassen)
  • 29 De leerlingen gebruiken verklarende overzichten om informatie in digitale en niet digitale bronnen te vinden: legenda, schaal, oriëntatie van een kaart, determineertabel. (toepassen)
  • 30 De leerlingen verwerken informatie uit een beperkt aantal bronnen. (analyseren)
  • 35 De leerlingen gebruiken school- en vaktaal in functie van het leerproces. (toepassen)

Lesdoelen

  • De leerlingen kunnen de begrippen bodem en ondergrond aanduiden op een afbeelding van een bodemprofiel.
  • De leerlingen kunnen de doorlatendheid beschrijven van verschillende bodems.
  • De leerlingen kunnen een virtuele bodemboring uitvoeren voor hun eigen leefruimte.
  • De leerlingen kunnen referentiepunten op de referentiekaart van België linken met het juiste oppervlaktegesteente.
  • [Verdieping] De leerlingen kunnen de link uitleggen tussen de bodem en de plantengroei.
  • [Verdieping] De leerlingen kunnen de link uitleggen tussen de bodem en de landbouw.

Vormingsdoelen

De leerlingen beseffen dat er een verschil is tussen bodem en ondergrond. De leerlingen beseffen dat elk bodemgesteente een bepaalde korrelgrootte heeft. De leerlingen zien in dat de korrelgrootte de doorlatendheid van een gesteente bepaalt. De leerlingen beseffen dat niet overal in België dezelfde bodem voorkomt. De leerlingen zien in dat de doorlatendheid van de bodem een bepalende factor is voor het bodemgebruik.

Lesmateriaal

Links

  • Via deze link kunnen de leerlingen het online leerpad raadplegen. In het leerpad vind je tevens een verwijzing naar nuttige websites die aansluiting maken met het leerpad. Zij kunnen gebruikt worden als basis voor uitbreiding of verdieping. In het online leerpad zijn tal van kennisclips en filmfragmenten verwerkt.

Gemaakt door Lotte Vandekeybus en Obry Naets

Contact: lerarenopleidingkempen@thomasmore.be